|
||||||||
|
We hebben hier ten huize H. een nogal grote boon voor allerhande Griekse muziekjes en de verzamelde werken van de groep Kompanía steken hier dan ook in de rekken en wat meer is: ze worden er geregeld ook uitgehaald. Dat heeft heel veel te maken met zangeres Katerina Tsiridou die op de eerste plaat letterlijk de sterren van de hemel zong en die van snarenwonder Nikos Protopapas, die in zowat alles de hand had. Die twee niet langer lid van Kompanía en dus waren we zeer benieuwd naar deze nieuwe plaat -hun vierde- en naar de inbreng van de nieuwe bandleden. De plaat komt er na een zeer succesvolle crowdfunding en al van bij de eerste beluistering betrapte ik mezelf op instemmend meedeinen en -neuriën: de plaattitel, zoals iedereen die kan lezen, al snel doorheeft een samensmelting van de oorden West en East wordt helemaal de eer aangedaan, die hij verdient. Griekenland is al heel lang zo’n “kruispuntland”, waar Oost en West elkaar tegenkomen in kledij, eten en muziek en Kompanïa -en groep is een levend wezen en evolueert dus- nam niet alleen nieuwe muzikanten in de rangen op, maar ging ook muzikaal een andere koers varen. Hoewel de rebetiko, zeg maar de “Griekse blues” een flink deel van de plaat blijft uitmaken, hoor je hier ook uitstapjes naar reggae, funk en country. Dat is niet zonder risico, want me maakten al meermaals mee dat dergelijke wijzigingen een plaat tot een onsamenhangend geheel degradeerden. Dat valt hier allemaal reuze mee: de mayonaise “pakt” wonderwel en dat heeft dan weer alles te maken met de uitstekende songkeuze, waarvoor niet zelden te rade wordt gegaan bij gevestigde waarden uit de Griekse erfenis. Zo is opener “To Katinaki” van de hand van Grigoris Asikis en “Tsigana” van het duo Alexandros & Nikos Fatseas, allemaal grote namen uit de muziek van de eerste helft van vorige eeuw. Dat geldt zeer zeker ook voor Rosa Eskenazi, die voor velen de grootste Griekse zangeres ooit is en die eigenlijk twee carrières beleefde: een lokale en een internationale, die haar over de hele wereld bracht. Haar “Feretze Foro” dateert al van de jaren ’30 van vorige eeuw en wordt hier, middels een reggae-arrangement en heerlijke vocale inbreng van Lasha Rukhadze, een Georgische zangeres, die overal ter wereld nummers opneemt met lokale artiesten, fijn nieuw leven ingeblazen. Van nog zo’n grote, Apostolos Hatzichristos is het feestelijke “I Varvara”, oorspronkelijk uit 1953 en de al genoemde Rosa Eskenazi had in de jaren ‘( een hit met “Katinaki mou gia sena”), die hier een countryjasje aangemeten krijgt. Iets traditioneler klinkt “Otan do ta dyosou matia”, nog een jaren “30-nummer, vanYiannis Papaioannou en “O tzogadoros” van Antonis Dalgas stamt oorspronkelijk uit dezelfde periode. Iets jonger, uit 1950, is “O Dervisis”, van Markos Vanvarakis. Ook “Ehasa ta matia ta orea” van bouzouki-grootmeester Manolis Hiotis stamt uit dezelfde periode. Afsluiter “O Kaiksis” kennen we dan weer van Maria Farantouri, maar het orineel is ook van de jaren ’40. Alles samen levert dit veertig minuten bijster interessante lezingen op van liederen die je rustig tot de Griekse klassiekers kunt rekenen. Ze worden nieuw leven ingeblazen en blijven zelfs in de hedendaagse versies, moeiteloos overeind. Een plaat als deze geeft een mens op slag weer een alibi om naar de originelen op zoek te gaan, al hoeft dat niet meteen, maar toch: Kompanía betoont zijn respect aan deze oudjes en ze doen dat erg goed. Bijgevolg: u moest maar eens gaan luisteren. Die originele versies gaat u later vanzelf wel opzoeken. (Dani Heyvaert)
|